Dakwoorden, definities en begrippen

Selecteer een letter:
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |

Gevonden woorden:

‘Daglichtfactor’: om aan de eis voor het equivalente daglichtniveau uit het Bouwbesluit te voldoen, kan worden uitgegaan van een minimale daglichtfactor. De daglichtfactor geeft een kwantitatieve beoordeling voor het daglicht in een bepaalde ruimte. de verlichtingssterkte op een bepaald punt van een horizontaal vlak in de ruimte daglichtfactor ————————————————————————————————————– x 100 % de verlichtingssterkte op het horizontale vlak buiten

‘Dak’: een uitwendige scheidingsconstructie tot een hoek van 70 graden met de horizontaal, bestaande uit de onderconstructie en alle zich daarop bevindende lagen inclusief het oppervlak dat is blootgesteld aan de weerselementen. Ook de noodzakelijke details worden tot het dak gerekend.

‘Dak milieu analyse’: milieutechnische analyse van een (bestaande) dakbedekkingsconstructie om te bepalen of de constructie schadelijke stoffen als teer en/of asbesthoudende materialen bevat.

‘Dakaannemer’: dakbedekkingsbedrijf dat in staat is gecompliceerde dakwerken met bouwkundige en/of installatiewerken zelfstandig aan te nemen en uit te voeren.

‘Dakbedekkingsbedrijf’: een dakbedekkingsbedrijf is een bedrijf of een onderdeel daarvan met een juridische status, dat het aanbrengen en onderhouden van één of meer specifieke dakbedekkingssystemen en -constructies beheerst en uitvoert.

‘Dakbedekkingsconstructie’: een dakbedekkingsconstructie bestaat uit alle materiaallagen boven de onderconstructie en is samengesteld uit (meestal) een dampremmende laag of sluitlaag, een thermisch isolatiemateriaal en een waterdicht (gesloten) of waterkerend dakbedekkingssysteem met een eventuele afwerking.

‘Dakbedekkingsmateriaal’: is elk materiaal dat een onderdeel vormt van de waterdichte of waterkerende laag in het dakbedekkingssysteem.

‘Dakbedekkingssysteem’: een dakbedekkingssysteem is samengesteld uit alle dakbedekkingsmaterialen, onderdelen en hulpstukken, die zorgen voor een waterdichte of waterkerende afwerking van een dak, inclusief de noodzakelijke details.

‘Dakdoorbreking’: onderbreking in het dak of het dakbedekkingssysteem, waarbij de dakbedekking wordt aangesloten op een plakplaat en niet wordt opgezet. Een onderbreking in het dak is bijvoorbeeld een hemelwaterafvoer of een dakdoorvoer.

‘Dakinspectie’: nauwgezet bekijken van een dak of van dakbedekkingswerkzaamheden om te kunnen beoordelen of te kunnen keuren.

‘Dakonderhoud’: verzamelnaam voor zowel noodzakelijk onderhoud om de normale levensduur te bereiken als planmatig onderhoud.

‘Dakonderzoek’: een handeling voor het onderzoeken van een dakbedekkingsconstructie, om door de verzameling van de gegevens, waarnemingen, berekeningen en laboratoriumonderzoek tot een oplossing van een dakprobleem te komen.

‘Dakontmantelingsplan’: omschrijving van de werkzaamheden en voorwaarden hoe een dak moet worden afgebroken en hoe de diverse componenten moeten worden afgebouwd.

‘Dakopstand’: opstaand deel in het dak waartegen de dakbedekking wordt opgezet.

‘Dakrand’: de plaats waar de beëindiging van het dakvlak en de beëindiging van het bouwwerk samenvallen.

‘Dakruiter’: Torentje op de nok van een gebouw, vaak een kerk.

‘Daktuin’: het tuingedeelte van een tuindak.

‘Dakwagen’: rijdend onderdeel van een gevelonderhoudsinstallatie die op veel hoogbouwdaken permanent aanwezig is. De dakwagen staat meestal op een stalen rail.

‘Dakwagen’: rijdend onderdeel van een gevelonderhoudsinstallatie die op veel hoogbouwdaken permanent aanwezig is. De dakwagen staat meestal op een stalen rail.

‘Dakzones’: een van de belangrijkste prestaties, die door een dakbedekkingssysteem moet worden geleverd, is de windweerstand. Bij de berekening hiervan moet het dak worden opgedeeld in dakzones. Er is hierbij sprake van rand-, hoek- en middenzones. De rekenwaarde voor de windbelasting moet per dakzone worden bepaald.

‘Dampdiffusieweerstand’: watertransport door een constructie ondervindt – afhankelijk van het materiaal en de dikte ervan – weerstand. Zie ook diffusieweerstandsgetal.

‘Dampdoorlatendheid’: de mate waarin waterdamp wordt doorgelaten onder invloed van dampspanningsverschillen tussen de binnen- en buitenzijde van een bouwdeel.

‘Dampdrukverdelende laag’: de onderste laag van een dakbedekkingssysteem die tot doel heeft de mogelijk optredende damp- en luchtdruk tussen de ondergrond (isolatie of bestaande dakbedekking) en deze eerste laag te verdelen, om blaasvorming te voorkomen.

‘Dampremmende laag’: laag die wordt toegepast in een dakbedekkingsconstructie onder de thermische isolatie en tot doel heeft het transport van waterdamp naar de bovenliggende thermische isolatie en het dakbedekkingssysteem te beperken.

‘Dampspanning’: de maximale hoeveelheid waterdamp in de lucht is afhankelijk van de temperatuur. Wanneer bij een bepaalde temperatuur de maximale dampdruk is bereikt, spreekt men van een relatieve vochtigheid (RV) van 100%. Het betekent dat de lucht is verzadigd met waterdamp. Bij verder stijgende vochtproductie betekent dit dat er condensatie optreedt.

‘Dauwpunt’: het dauwpunt van lucht met een bepaalde waterdampconcentratie is de temperatuur waarbij die waterdampconcentratie gelijk is aan de bij die temperatuur maximaal mogelijke waterdampconcentratie; het dauwpunt is geen bepaald punt in de constructie.

‘Debiet’: ook wel regenwaterbelasting. De hoeveelheid regenwater (in liters) per tijdseenheid (seconden).

‘Deklaag (in gebruiksdak)’: de bovenste afwerklaag van voetpaden en rijbanen, bestaande uit bijvoorbeeld tegels, plaveisel, klinkers, grasstenen, gietasfalt of beton.

‘Diffusieweerstandsgetal’: het diffusieweerstandsgetal (µ-waarde) van een stof geeft aan hoeveel maal dampdichter die stof bij een bepaalde dikte is dan een even dikke laag lucht.

‘Dilatatie’: bij een dilatatie ontstaan twee afzonderlijke gebouwen op een korte afstand van elkaar die elk afzonderlijk kunnen bewegen. Een gebouwdilatatie wordt doorgezet door de fundering, vloeren, gevels en daken. De dilatatie op het dak moet de beweging volgen en moet waterdicht zijn.

‘Doodlat’: extra tussenlat bij rieten daken, bijvoorbeeld bij een dakkapel aangebracht ter overbrugging van een grotere afstand dan 280 mm.

‘Doorbuiging’: de verplaatsing in verticale richting ten gevolge van een belasting, gemeten loodrecht op het vlak van het dakelement, van het verplaatste punt dakelement tot het vlak van de oplegpunten.

‘Doorbuiging in de eindtoestand’: het deel van de totale doorbuiging, waarvan mag worden verwacht dat deze op den duur kan optreden.

‘Dragende laag (in gebruiksdak)’: laag die het draagvermogen van uit de deklaag afkomstige lasten verdeelt en naar de daaronder liggende lagen leidt.

‘Drager’: materiaal opgenomen in of op de fabriekmatig vervaardigde dakbaan om de stabiliteit en/of de weerstand tegen mechanische beschadigingen te waarborgen.

‘Drainagecapaciteit’: geeft bij een bepaald minimaal afschot de hoeveelheid af te voeren water (liters) per tijdseenheid (seconden).

‘Drainagelaag’: is de laag onder de substraatlaag en het eventuele filtervlies met als functie dat overtollig water wordt afgevoerd, zodanig dat er voldoende water achterblijft voor het in stand houden van de vegetatie.

‘Dreef’: de benaming voor de in het zicht zijnde rietuiteinden (stoppels).

‘Driescharnierspant’: spantconstructie waarin drie scharnierverbindingen worden opgenomen. De scharnierpunten worden meestal aangebracht bij de aansluiting van de liggers op de fundering en in de nok. Afhankelijk van de situatie kan een driescharnierpunt economischer zijn dan een portaalspant.

‘Druiplijst’: een uit de gevel springende lijst waarlangs hemelwater, komend van hoger liggende bouwdelen, afdruipt.

‘Drukvereffening’: het verschijnsel dat bij winddruk of -zuiging op gedeeltelijk luchtdoorlatende onderdelen van bouwwerken niet de volle winddruk of -zuiging op het betreffende onderdeel werkzaam is

‘Drukvereffeningsfactor’: factor waarmee de windbelasting op een element van een bouwwerk moet worden vermenigvuldigd, om het verschijnsel drukvereffening voor dit element in rekening te brengen.

‘Dwarskap’: zadeldak dat haaks op de voorgevel staat. Aan de zakgoot bij dwarskappen worden hoge eisen gesteld met betrekking tot de waterberging en afvoercapaciteit.