Dakwoorden, definities en begrippen

Selecteer een letter:
A | B | C | D | E | F | G | H | I | J | K | L | M | N | O | P | Q | R | S | T | U | V | W | X | Y | Z |

Gevonden woorden:

‘Wang’: zijkant van een dakkapel.

‘Wapening’: versterking van beton met wapeningsijzer of vlechtwerk om het beton trekspanningen en schuifspanningen te laten opnemen

‘Warm-dak’: is een dak waarbij zich tussen thermische isolatie en waterdichte laag geen op de buitenlucht geventileerde spouw bevindt en de isolatie is aangebracht aan de buitenzijde van de onderconstructie.

‘Warmteaccumulatie’: het meestal langzaam opslaan van warmte-energie in een medium, met het doel deze energie op een later tijdstip weer langzaam af te staan.

‘Warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde)’: de reciproke waarde van de warmteweerstand van een constructie inclusief overgangsweerstanden. De U-waarde geeft aan de hoeveelheid warmte die per graad Celsius per m2 oppervlak door de constructie gaat. De eenheid is W•m-2•K-1. Voorheen aangeduid als k-waarde

‘Warmtegeleidingscoëfficiënt (Lambda)’: de warmtestroomdichtheid (W•m-2) van een bepaalde stof, die in een laag van 1 m ontstaat bij 1 K temperatuurverschil over deze laag, in eenheden uitgedrukt.

‘Warmtestraling (radiatie)’: warmtetransport door elektromagnetische golven. Vergelijkbaar met licht, echter met het belangrijke verschil dat de golflengte veel groter is.

‘Warmtestroming (convectie)’: warmtetransport door bewegende materie, stromende gassen en vloeistoffen.

‘Warmtestroomdichtheid’: de hoeveelheid warmte die per tijdseenheid per m2 door een bepaalde constructie stroomt. De eenheid is W•m-2.

‘Warmteweerstand (R-waarde)’: de warmteweerstand van een constructie tegen warmte(doorgang). Deze weerstand is evenredig aan de dikte en omgekeerd evenredig aan de mate van warmtegeleiding (warmtegeleidingscoëfficiënt), in eenheden uitgedrukt: m2•K•W-1.

‘Wateraccumulatie’: opeenhoping van water op een plat dak bij hevige regenval indien waterafvoer stagneert. Ten gevolge van het water zal het dak en de onderliggende constructie doorbuigen met als gevolg voortschrijdende waterophoping.

‘Waterbergingscapaciteit ‘: van een vegetatiedakafwerking (drainagelaag+substraatlaag+ vegetatielaag) is het waterbergende vermogen daarvan in l•m-2, bepaald volgens bijlage 2, paragraaf 6 van de FLL-richtlijn (Bonn, 2008).

‘Waterbord’: een plank tegen het inregenen die de naad tussen de windveer en de achterliggende rij dakpannen afdekt (windveer).

‘Waterbuffering ‘: sterk vertraagde afvoer van regenwater naar het riool omdat het tijdelijk wordt vastgehouden op een (vegetatie)dak.

‘Watercapaciteit ‘: de watercapaciteit van een vegetatiesysteem (substraatlaag+vegetatielaag) is de maximale vochtopname van dat systeem in volume %, bepaald volgens bijlage 2, paragraaf 3 van de FLL-richtlijn ( Bonn, 2008).

‘Waterdampdiffusie’: damptransport (diffusie) van waterdamp als gevolg van een dampdrukverschil. Waterdampdiffusie vindt plaats door gassen en vaste stoffen. Hoewel in het algemeen de relatieve vochtigheid binnen meestal lager is dan buiten, is de absolute vochtigheid over een groot deel van het jaar binnen juist hoger. Het betreft hier het voor- en najaar en de winter. Dit betekent dat in die periode de waterdampstroom meestal van binnen naar buiten zal plaatsvinden.

‘Waterdicht, dampopen membraan (WDO-membraan)’: waterwerend membraan dat waterdicht en dampopen is voor toepassing in hellende daken en/of in gevels. Een materiaal wordt als WDO-membraan gekenmerkt als de waterwerendheidsklasse = W1 en de diffusie weerstand µd < 0,2 m (verouderde benaming zie ook regendicht membraan). ‘Waterdichte dakbedekkingssystemen ‘: systeem van flexibele dakbanen of vloeibaar aangebrachte materialen die voor een duurzaam waterdichte afsluiting zorgen. Dit betreft bijvoorbeeld de materialen die behoren bij het toepassingsgebied van NEN-EN 13707, NEN-EN 13956 en ETAG 005.

‘Waterdichte laag ‘: bestaat uit één of meerdere lagen dakbedekkingsmateriaal als essentieel onderdeel van het dakbedekkingssysteem, met als functie het indringen van water in en onder het dak te voorkomen.

‘Waterkerend, dampdoorlatend membraan (WKD-membraan)’: waterwerend membraan dat waterkerend en dampopen is voor toepassing in hellende daken en/of gevels. Een materiaal wordt als WKD-membraan gekenmerkt als de waterwerendheidsklasse = W1, W2 en de diffusieweerstand µd < 3 m (verouderde benaming). ‘Waterkerende dakbedekkingssystemen’: een schubvormig dakbedekkingssysteem dat door de dakhelling in combinatie met alle aansluitingen van de elementen waterdicht is.

‘Waterkerendheid ‘: de mate waarin water, dat door welke oorzaak dan ook van buitenaf het dak of de gevel tracht binnen te dringen, wordt tegengehouden of afgevoerd.

‘Waterslag ‘: hellend bovenvlak van een horizontale lijst van een dorpel, ook wel afzaat genoemd.

‘Waterspuwer ‘: uitstekende uitmonding van een goot of een waterbekken. Doordat de spuwer uitsteekt, loopt het water niet direct langs de gevel.

‘Waterwerend membraan ‘: membraan dat wordt toegepast in dak- en/of gevelconstructies om het binnendringen van vocht in verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten te beperken.

‘WBDBO ‘: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag.

‘Wel’: brede rand aan een dakpan, de overlapping waardoor een betere dekking ontstaat zodat regen minder gemakkelijk doordringt.

‘Werkzaamheden zonder open vuur’: werkzaamheden met een minimale kans op vlammen of vonken tijdens de verwerking. Werkzaamheden met bijvoorbeeld hand- of meerkoppige branders (open vuur), snijbranders, lasapparatuur en slijptollen zijn werkzaamheden met open vuur. Werkzaamheden met bijvoorbeeld heteluchtapparatuur zijn werkzaamheden zonder open vuur, als de hiervoor geldende instructies worden nageleefd.

‘Windluifel ‘: luifel die de (val)wind opvangt voordat deze windoverlast op de grond kan veroorzaken. (Zie het artikel ‘Slank, lichtdoorlatend en duurzaam waterdicht’ over een windluifel in Dakenraad nr. 129 van december 2015).

‘Windveer ‘: plank aan weerszijden van een pannendak ter afdekking van de rand van het riet of de pannen. De windveer wordt tegen de buitenste rij pannen geplaatst om afwaaien van de pannen te voorkomen.

‘Windverband ‘: stabiliteitverband dat ter verstijving in een vlak van een gebouw kan worden aangebracht.

‘Windvlies ‘: een windvlies wordt vaak toegepast bij een kruidendak direct onder de vegetatie en bestaat uit een fijnmazig net waarin de wortelstructuur van de vegetatie zich kan verankeren en waardoor de zaden niet wegwaaien

‘WKK’: staat voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht (elektriciteit). De kracht is afhankelijk van een brandstofcel, verbrandingsmotor of gasturbine en wordt meestal gebruikt om een generator aan te drijven, die op zijn beurt elektriciteit opwekt. De warmte die daarbij vrijkomt, gaat niet verloren maar wordt lokaal nuttig gebruikt voor bijvoorbeeld productie van warm water, stoom of hete lucht.

‘Wolfsdak ‘: een dak met wolfseinden is te beschouwen als een overgangsvorm tussen een zadeldak en een schilddak. Bij een wolfsdak zijn de schilden aan de smalle gevel minder ontwikkeld dan aan de lengterichting van het gebouw.

‘Woonvocht ‘: woonvocht ontstaat door bewoningsactiviteiten zoals koken, wassen, baden en uitademing. De mens produceert ongeveer 5.000 gram waterdamp per etmaal.

‘Wortelverankeringsmat ‘: een laag, meestal bestaande uit een kunststof weefsel, die soms wordt toegepast in tuindaken onder of in de substraatlaag met als doel dat de wortels van de vegetatie zich hierin kunnen verankeren.