Hameren op nectar

Artikel delen

Het voorjaar is in aantocht als begin van het jaar de gele kornoelje bloeit. Dan is het volop genieten van vrolijke toefjes bloemen en, voor insecten, van de relatief grote productie nectar en stuifmeel. Zonder kornoelje zou het eind van de winter minder aangenaam zijn.

Gele kornoelje: goed voor de biodiversiteit en verdraagt veel wind en droogte.

Tekst en beeld: Annemieke Langendoen, Hollandsgroen BV

Er was een tijd dat we ons geen zorgen hoefden te maken over het voort- bestaan van insecten, zoals bijen en vlinders. Ondertussen weten we dat insecten enorm in soortenrijkdom en aantallen zijn achteruitgegaan en is de zorg om hun voort- bestaan gegrond. Hierop inspelend, proberen groenmensen meer inheems sortiment toe te passen, vooral in de bebouwde omgeving en dus ook op het dak.

Toverhazelaar. Gewaardeerd door vlinders!

Het niet-inheemse sortiment is daarmee niet verbannen, maar wordt wel vaker uitgekozen op aantrekkelijkheid voor insecten, soms specifiek voor bijvoorbeeld alleen solitaire bijen. Bij de plantensoortkeuze is vooral bloeispreiding van belang, nu insecten na de winter eerder ontwaken en aan het eind van het jaar langer doorvliegen door het veranderende klimaat.

Om op het dak in te spelen op de voedselbehoefte in het vroege voorjaar, is aanplant van de gele kornoelje zeker aan te bevelen. Deze inheemse struik heeft zich namelijk al ruimschoots bewezen als goede dakboom: de gele kornoelje verdraagt veel wind en droogte. De hoeveelheid stuifmeel en nectar die geschikt is voor bijen, wordt uitgedrukt in een pollen- en nectarwaarde op een schaal van 1 tot 5. Met een nectar- en pollenwaarde van 4 scoort de gele kornoelje hoog, al worden in deze periode van schaarste ook plantsoorten met veel geringere waarden goed door bijen bezocht.

Bij in bloesem van leipeer.

Tevens is de gele kornoelje geliefd bij enkele zeldzame vlinders: in het rupsstadium eten ze het blad, zonder de struik helemaal kaal te vreten. Na de bloei zijn het niet alleen vogels, maar ook mensen die de gele kornoelje weten te waarderen vanwege de bessen. Alhoewel wij ze wat bitter vinden, zijn ze gedroogd of verwerkt tot jam of schnaps heel lekker. In vroeger tijden wisten we de gele kornoelje ook te vinden in de geneeskunde en van het harde hout werden bijvoorbeeld hamerstelen gemaakt. Met de botanische naam Cornus mas wordt hiernaar verwezen, want het woord Cornu betekent hard hout.

Een paar jaar geleden heb ik op een dak enkele gele kornoeljes bedacht als onderdeel van een uitgekiend plantschema met verschillende bloeitijden, om solitaire bijen en vlinders een heel seizoen te kunnen bedienen van stuifmeel en/of nectar. Er was slechts een geringe substraathoogte mogelijk, maar met het idee dat iets beter is dan niets, hebben we het er toch op gewaagd. En ja, ook met een krappe 400 mm substraat (in plaats van de gebruikelijke 600 mm) doet deze kornoelje het goed, net als de andere vroegbloeiende heesters die daar zijn geplant: hazelaar (Corylus avellana) en krentenboom (Amelanchier lamarckii).

De heesters hebben rijk gebloeid vorig jaar en de extreme droogte overleefd, met slechts enkele keren een extra watergift. Kanttekening hierbij is dat ze het zonder extra water waarschijnlijk niet zouden hebben gered. Met deze geringe hoeveelheid substraat is de verwachting dat het geen forse struiken worden. Ze zijn geplant met een hoogte van 2,5 meter en veel groei naar boven zit er ondanks de goede bladontwikkeling niet in.

Eerdere goede resultaten waren met 500 mm substraat voor een mooie struikvorm en met 600 mm voor een volgroeide kornoelje. Voor de zekerheid is Cornus mas in het schema op 600 mm substraat blijven staan, voor al die daken en plantenbakken waar een tijdige extra watergift niet reëel is.

Cornus mas is één van die soorten waarmee we kunnen blijven hameren op het belang van vroege nectar. Gebruik ‘m daarom veelvuldig op het dak!